afspeld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·speld
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afspelden |
afspeld
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspelden
- ... dat ik afspeld.
Gangbaarheid
- Het woord afspeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.