Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sloot·ten

Werkwoord

vervoeging van
afsloten

afslootten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afsloten
    • ...dat wij afslootten. 
    • ...dat jullie afslootten. 
    • ...dat zij afslootten.