Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ser·veer·den

Werkwoord

vervoeging van
afserveren

afserveerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afserveren
    • ...dat wij afserveerden. 
    • ...dat jullie afserveerden. 
    • ...dat zij afserveerden.