afschildert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afschildert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·schil·dert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afschilderen |
afschildert
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschilderen
- ... dat jij afschildert.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschilderen
- ... dat hij afschildert.