• af·schil·dert
vervoeging van
afschilderen

afschildert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschilderen
    • ... dat jij afschildert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschilderen
    • ... dat hij afschildert.