afschilderde
- af·schil·der·de
vervoeging van |
---|
afschilderen |
afschilderde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afschilderen
- ... dat ik afschilderde.
- ... dat jij afschilderde.
- ... dat hij, zij, het afschilderde.
- ... dat ik afschilderde.
- Het woord afschilderde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.