afruil
- af·ruil
vervoeging van |
---|
afruilen |
afruil
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afruilen
- ... dat ik afruil.
- Het woord afruil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afruil" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be