afprint
- af·print
vervoeging van |
---|
afprinten |
afprint
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afprinten
- ... dat ik afprint.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afprinten
- ... dat jij afprint.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afprinten
- ... dat hij afprint.
- Het woord afprint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.