Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·nijpt

Werkwoord

vervoeging van
afnijpen

afnijpt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnijpen
    • ... dat jij afnijpt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnijpen
    • ... dat hij afnijpt. 

Gangbaarheid