afluist
- af·luist
vervoeging van |
---|
afluizen |
afluist
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afluizen
- ... dat jij afluist.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afluizen
- ... dat hij afluist.
- Het woord 'afluist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.