afleeft
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·leeft
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afleven |
afleeft
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
- ... dat jij afleeft.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
- ... dat hij afleeft.
Gangbaarheid
- Het woord 'afleeft' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.