Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kus·ten

Werkwoord

vervoeging van
afkussen

afkusten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afkussen
    • ...dat wij afkusten. 
    • ...dat jullie afkusten. 
    • ...dat zij afkusten. 

Gangbaarheid