Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kruid·den

Werkwoord

vervoeging van
afkruiden

afkruidden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afkruiden
    • ...dat wij afkruidden. 
    • ...dat jullie afkruidden. 
    • ...dat zij afkruidden. 

Gangbaarheid