Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kras·ten

Werkwoord

vervoeging van
afkrassen

afkrasten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afkrassen
    • ...dat wij afkrasten. 
    • ...dat jullie afkrasten. 
    • ...dat zij afkrasten. 

Gangbaarheid