• af·klinkt
vervoeging van
afklinken

afklinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklinken
    • ... dat jij afklinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklinken
    • ... dat hij afklinkt.