aficionar
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aficionar |
aficionaba |
aficionado |
volledig |
Werkwoord
aficionar
Woordafbreking
- a·fi·cio·nar
- overgankelijk
- liefde bijbrengen voor, leren houden van
Synoniemen
- [1] interesar