affronteert
- Geluid: affronteert (hulp, bestand)
- af·fron·teert
vervoeging van |
---|
affronteren |
affronteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affronteren
- Jij affronteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affronteren
- Hij affronteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van affronteren
- Affronteert!
- Het woord affronteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.