affilieerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: affilieerde (hulp, bestand)
- IPA: /ˌɑfiliˈjerdə/
Woordafbreking
- af·fi·li·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
affiliëren |
affilieerde
- enkelvoud verleden tijd van affiliëren
- Ik affilieerde.
- Jij affilieerde.
- Hij, zij, het affilieerde.
- Ik affilieerde.