Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·boekt

Werkwoord

vervoeging van
afboeken

afboekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afboeken
    • ... dat jij afboekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afboeken
    • ... dat hij afboekt.