Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·mit·teert

Werkwoord

vervoeging van
admitteren

admitteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van admitteren
    • Jij admitteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van admitteren
    • Hij admitteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van admitteren
    • Admitteert! 

Gangbaarheid