admitteer
- ad·mit·teer
vervoeging van |
---|
admitteren |
admitteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van admitteren
- Ik admitteer.
- gebiedende wijs van admitteren
- Admitteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van admitteren
- Admitteer je?
- Het woord admitteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.