acuchillar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
acuchillar |
acuchillaba |
acuchillado |
volledig |
acuchillar
- a·cu·chi·llar
- overgankelijk
- schuren (van houten meubels)
- opening maken in kleding, splitten maken
- neersteken, met een mes steken