acquitteer
- Geluid: acquitteer (hulp, bestand)
- ac·quit·teer
vervoeging van |
---|
acquitteren |
acquitteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquitteren
- Ik acquitteer.
- gebiedende wijs van acquitteren
- Acquitteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van acquitteren
- Acquitteer je?
- Het woord acquitteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.