achunchar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achunchar |
achunchaba |
achunchado |
volledig |
achunchar (Latijns-Amerika)
- a·chun·char
- overgankelijk
- beschamen, in verlegenheid brengen
- bang maken, laten schrikken
- [1] avergonzar
- [2] amedrentar