Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • ach·ter·op·ra·ke

Werkwoord

vervoeging van
achteropraken

achteroprake

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van achteropraken
    • ... dat men achteroprake.