achteromkwamen
- ach·ter·om·kwa·men
vervoeging van |
---|
achteromkomen |
achteromkwamen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van achteromkomen
- ...dat wij achteromkwamen.
- ...dat jullie achteromkwamen.
- ...dat zij achteromkwamen.
- ...dat wij achteromkwamen.