acaramelar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
acaramelar |
acaramelaba |
acaramelado |
volledig |
acaramelar
- a·ca·ra·me·lar
- overgankelijk
- karameliseren (suiker goudbruin laten branden)
- met karamel bedekken, in karamel dopen
- [1] caramelizar