• ab·sen·teert
vervoeging van
absenteren

absenteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absenteren
    • Jij absenteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absenteren
    • Hij absenteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van absenteren
    • Absenteert!