ablandáis
- a·blan·dáis
vervoeging van |
---|
ablandar |
ablandáis
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van ablandar
vervoeging van |
---|
ablandarse |
ablandáis
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van ablandarse
- ablandáis in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española