abdiceert
- ab·di·ceert
vervoeging van |
---|
abdiceren |
abdiceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren
- Jij abdiceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren
- Hij abdiceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van abdiceren
- Abdiceert!
- Het woord abdiceert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.