abbrennst
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·brennst
Woordherkomst en -opbouw
- Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ab-
Werkwoord
abbrennst
- bijzinvorm tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbrennen
- «Ich werde nicht zulassen, dass du mein Haus abbrennst.»
- Ik zal niet toestaan dat je mijn huis afbrandt.
- «Ich werde nicht zulassen, dass du mein Haus abbrennst.»