• abais·seer
vervoeging van
abaisseren

abaisseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abaisseren
    • Ik abaisseer. 
  2. gebiedende wijs van abaisseren
    • Abaisseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abaisseren
    • Abaisseer je?