abaisseer
- abais·seer
vervoeging van |
---|
abaisseren |
abaisseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abaisseren
- Ik abaisseer.
- gebiedende wijs van abaisseren
- Abaisseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abaisseren
- Abaisseer je?
- Het woord 'abaisseer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.