aanwezigen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanwezigen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱwezəɣə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·we·zi·gen
Zelfstandig naamwoord
de aanwezigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord aanwezige
- ▸ Alsof het zo was afgesproken, stapte Denise de kamer binnen op het moment dat zij alle aanwezigen kort had bekeken.[1]