• aan·voer·lij·nen

de aanvoerlijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanvoerlijn
     Het was een kwestie van dagen geweest voordat de Engelsen aan de noordzijde van de brug waren omsingeld, afgesneden van hun aanvoerlijnen die uit de richting van Wolfheze en Oosterbeek hadden moeten komen.[1]


  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026354953