• aan·tij·gin·gen

de aantijgingenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aantijging
     Was dat niet die club die burgers kunst en antiek afhandig maakte via valse aantijgingen? Waarna alles verkocht werd aan het Westen? Daar heb ik iets over gelezen, zij het al een tijd geleden.[1]