aanschopten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanschopten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansxɔptə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·schop·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanschoppen |
aanschopten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanschoppen
- ...dat wij aanschopten.
- ...dat jullie aanschopten.
- ...dat zij aanschopten.
- ...dat wij aanschopten.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanschopten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.