• aan·komt
vervoeging van
aankomen

aankomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankomen
    • ... dat jij aankomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankomen
    • ... dat hij aankomt. 
     We zouden moeten durven geloven dat we niet in eenzaamheid verkeren doordat er iets mis is met ons, maar doordat we een verheven geest bezitten en we, als het op gezelschap aankomt, hoogstaande idealen koesteren.[1]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2033), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979