aanknopingspunten

  • aan·kno·pings·pun·ten

de aanknopingspuntenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanknopingspunt
     ' 'Hebben jullie al aanknopingspunten gevonden? In die groep, bedoel ik.[1]
     Hij reageerde in zijn kuif gepikt en zei dat hij verschillende 'aanknopingspunten' aan het uitdiepen was, waaronder een onderzoek naar alle ziekenhuizen in een straal van driehonderd kilometer waar een niertransplantatie plaats had kunnen vinden.[2]
  1. Håkan Nesser
    “Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503