Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kaart·te

Werkwoord

vervoeging van
aankaarten

aankaartte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aankaarten
    • ... dat ik aankaartte. 
    • ... dat jij aankaartte. 
    • ... dat hij, zij, het aankaartte. 

Gangbaarheid