Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·groei·den

Werkwoord

vervoeging van
aangroeien

aangroeiden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aangroeien
    • ...dat wij aangroeiden. 
    • ...dat jullie aangroeiden. 
    • ...dat zij aangroeiden. 

Gangbaarheid