aanfietsten
- Geluid: aanfietsten (hulp, bestand)
- aan·fiets·ten
vervoeging van |
---|
aanfietsen |
aanfietsten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanfietsen
- ...dat wij aanfietsten.
- ...dat jullie aanfietsten.
- ...dat zij aanfietsten.
- ...dat wij aanfietsten.
- Het woord aanfietsten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.