Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·ke·ten·den

Werkwoord

vervoeging van
aaneenketenen

aaneenketenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneenketenen
    • ...dat wij aaneenketenden. 
    • ...dat jullie aaneenketenden. 
    • ...dat zij aaneenketenden. 

Gangbaarheid