• aan·dien·de
vervoeging van
aandienen

aandiende

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aandienen
    • ... dat ik aandiende. 
    • ... dat jij aandiende. 
    • ... dat hij, zij, het aandiende. 
     Wachten tot de opening zich aandiende om daarna toe te slaan.[1]