aanbermde
- aan·berm·de
vervoeging van |
---|
aanbermen |
aanbermde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanbermen
- ... dat ik aanbermde.
- ... dat jij aanbermde.
- ... dat hij, zij, het aanbermde.
- ... dat ik aanbermde.
- Het woord 'aanbermde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.