Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aait

Werkwoord

vervoeging van
aaien

aait

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaien
    • Jij aait. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaien
    • Hij aait. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aaien
    • Aait!