Oppersorbisch

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

póndźela v

  1. (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde


Dagen in het Oppersorbisch
póndźela
maandag
wutora
dinsdag
srjeda
woensdag
štwórtk
donderdag
pjatk
vrijdag
sobota
zaterdag
njedźela
zondag