barder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bar·der
Bijvoeglijk naamwoord
barder
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van bar
Frans
Uitspraak
Werkwoord
barder
- (spreektaal) herrie, ruzie maken
- «Ça va barder!»
- Daar komt herrie van! [1]
- «Ça va barder!»