Overleg:-el-

Laatste reactie: 10 jaar geleden door Difool in het onderwerp Geen invoegsel?

Geen invoegsel?

Is het Nederlandse -el niet gewoon een achtervoegsel, zoals de tekst ook aangeeft? Een invoegsel -el- lijkt me een misverstand. Het is in het Nederlands mogelijk om meer achtervoegsels achter elkaar te plaatsen, maar het blijven dan toch achtervoegsels? Hoewel "openheid" en "openbaarheid" allebei voorkomen, is het toch niet juist om -baar- als een invoegsel te behandelen. Het bestaan van de vorm "hinkel" (in "Ik hinkel." of "Hinkel je mee?) laat volgens mij zien dat het om een achtervoegsel gaat. Bestaat er een betrouwbare bron waarin een invoegsel -el- voor het Nederlands is beschreven? --MarcoSwart (overleg) 11 mei 2014 22:30 (CEST)Reageren

Ik denk dat je gelijk hebt. Jcwf (overleg) 12 mei 2014 06:17 (CEST)Reageren
Tot vorming van afgeleide werkwoorden dienen de achtervoegsels el, er en ig die vóór de werkwoordelijke verbuigingsuitgangen komen
el is dezelfde vormsyllabe, die to vorming van verkleinende substantieven dient. Dus zijn de werkwoorden op elen, wanneer el niet reeds tot het oorspronkelijk woord behoort (als in spiegelen, beitelen) eigenlijk dimimutieve werkwoorden [1]
Enerzijds ben ik het deels eens met MarcoSwart, dat -el een achtervoegsel is dat naamwoorden vormt zoals krabbel, kreukel en kronkel. Hinkel, duikel en hakkel kan ik niet als naamwoord vinden en bij beduimel kan ik me niets voorstellen. Anderzijds ben ik het deels eens met Jwcf, dat -elen en dus ook -el een verbuigingsuitgang is. Toch pleit ik voor het invoegsel -el- voor die gevallen waar een iteratief weerkwoord (alleen) afgeleid is van het werkwoord door -el- weg te laten. Paulo Calipari (overleg) 14 mei 2014 08:49 (CEST)Reageren
Beduimel jij nooit iets??? Ik kan me daarbij wel degelijk iets voorstellen Paulo! Dit is echt onzin hoor. Er staat nergens geschreven dat het Nederlandse werkwoord maar één vorm heeft, nl. de infinitief. Integendeel, het werkwoord heeft een heel stel uitgangen, behalve voor de gebiedende wijs enkelvoud (en de ik-vorm en de inverse jij-vorm) en daar krijg je toch echt -el en -er als achtervoegsel, niet als infix. De discussie beperken tot alleen maar de infinitief is kunstmatig, verwarrend en een foutieve interpretatie van de betekenis van het woord infix. Het idee dat alles 'afgeleid' is van de infinitief is onzin. De infinitief is zelf afgeleid van de stam (met de uitgang -(e)n).Jcwf (overleg) 14 mei 2014 21:54 (CEST)Reageren
Zie ook infix el Frequentativiteit Paulo Calipari (overleg) 14 mei 2014 09:07 (CEST)Reageren
In tegenspraak hiermee: w:infix. Karakteristiek voor een infix is dat het binnen een morfeem optreedt. Voor '-el' geldt juist dat het tussen de stam (bv. 'hink') en de uitgang '-en' optreedt. Omdat het Nederlands geen infixen kent, lijkt het verleidelijk om bij conglomeratie van suffixen de eerste suffix ter onderscheiding 'infix' te noemen, maar dat is verwarrend in een omgeving (zoals WikiWoordenboek) waar ook echte infixen (in andere talen) beschreven worden. Ik vond een betrouwbare uiteenzetting in deze bron voor het WNT[2] in par. 162 (blz. 194) en par. 191 (blz. 237). Mijn voorstel zou zijn om '-el' (en '-er') in het Nederlands als suffixen (achtervoegsels) te beschrijven. Ik wil ook w:frequentativiteit wel wat verbeteren. --MarcoSwart (overleg) 17 mei 2014 09:29 (CEST)Reageren
Dit allemaal opnieuw beschouwend opteer ik voor de volgende achtervoegsels: -elen en -eren (3). -el- kan dan herschreven worden naar '-elen'. Paulo Calipari (overleg) 20 mei 2014 14:15 (CEST)Reageren
Die benadering heeft als bezwaar dat er dan eigenlijk voor elke werkwoordsuitgang een apart achtervoegsel zou moeten komen: '-el', '-elt', '-elend', '-elde' en een circumfix 'ge-|-eld'; hetzelfde voor '-er'. Het Nederlands heeft nu eenmaal de mogelijkheid achtervoegsels achter elkaar te zetten. Er is niets bijzonders aan de opeenvolging van "-el -en" wat maakt dat dat als een apart achtervoegsel beschreven moet worden. De aangehaalde vakliteratuur spreekt hier ook gewoon van de achtervoegsels -el en -er. Ik vind het zelf overigens ook wel boeiend om een overzicht van deze woorden te hebben. Daarom heb ik ondertussen onder Werkwoord een Categorie:Frequentatief gemaakt, met bijbehorend Sjabloon:freqtt. Dit maakt het ook mogelijk frequentatieven uit andere talen op de rij te zetten. --MarcoSwart (overleg) 20 mei 2014 20:35 (CEST)Reageren
Bij de ANS wordt ook "geabstraheerd van de infinitiefuitgang -en". Je kunt dan ook een onderscheid maken tussen -er en -eer. Difool (overleg) 20 mei 2014 20:49 (CEST)Reageren


  1. Nederlandse spraakleer
    Willem Gerard Brill
    1871
  2. Schönfeld, M. (ed. A. van Loey)
    Historische grammatica van het Nederlands (1970) 8e druk; N.V. W.T. Thieme & Cie]
Terugkeren naar de pagina "-el-".