Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaʊ̯svaɪ̯sn̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaʊ̯svaɪ̯sən/
Woordafbreking
  • Aus·wei·sen

Zelfstandig naamwoord

Ausweisen mv

  1. datief meervoud van Ausweis