• IPA: /ˈaʊ̯sʔaːtmʊŋ̍/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaʊ̯sʔaːtmʊŋən/
  • Aus·at·mun·gen

Ausatmungen mv

  1. nominatief, genitief, datief en accusatief van Ausatmung