Koreaans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

누나 (nuna)

  1. oudere zus van een man[1]
  2. (bij uitbreiding) heel goede, oudere vriendin van een man

Verwijzingen

  1. Sohn
    , Ho-Min (2006). Korean Language in Culture And Society, p. 150. Uitg.: University of Hawaii Press, ISBN 9780824826949.